Schoolreizen hebben een historische dimensie

"Schoolreisjes maken een onuitwisbare indruk"


Als ik oude mensen interview over hun jeugd, dan weten zij zich altijd hun eerste schoolreisje te herinneren. En als je doorvraagt blijken ze zich er nog veel van te herinneren ook, zoals waar ze naartoe gingen, wat er gegeten en gedronken werd en vooral hoe spannend het was. Zelf kan ik me mijn eerste schoolreisje ook nog goed voor de geest halen. Ik moet nog erg jong zijn geweest en in de eerste of tweede klas hebben gezeten. Wij gingen met de bus naar een groot veld waar allerlei spelletjes werden gedaan. Onze moeders zwaaiden ons uit en toen wij met de bus terugkwamen, stonden ze ons allemaal op te wachten. Dat was best een emotioneel weerzien, want we hadden zoveel indrukken opgedaan en zaten zo vol verhalen, dat we het gevoel hadden dat wij heel lang weg waren geweest. Toen ik later opzocht waar wij met de bus naar toe waren gegaan, bleek dat niet meer dan drie kilometer van huis te zijn geweest.

Schoolreisjes van nu gaan verder weg en als kinderen wat ouder zijn behoren ook meerdaagse schoolreisjes naar het buitenland tot de mogelijkheden. In de jaren twintig en dertig ging het er wat eenvoudiger aan toe. Jans Reuvers, uit het Drentse dorpje Erica, herinnert zich een schoolreisje uit 1931, dat zich beperkte tot een fietstochtje naar Emmen: ‘Daar werden de Oudheidkamer, het hunebed en Haantjebak (zandverstuiving, red.) bezocht. Snoepgoed was volop aanwezig want de meester had in Emmen bij de winkel van De Gruyter een paar kilo toffees gekocht. Hij kreeg zelfs twintig procent korting omdat hij zo’n grote hoeveelheid moest hebben.’ © De bovenstaande foto komt uit de collectie van het Nationaal Onderwijsmuseum.


Een avontuur
Toch waren er ook toen al schoolreisjes die wat verder gingen dan de naaste omgeving. In een berichtje in de Utrechtse krant Het Centrum van 7 september 1927, haalde het jongetje Kees Blaas uit de Vossegatschedijk 208 in Utrecht, herinneringen op aan een schoolreisje naar Arnhem. Op vrijdagmorgen half acht moesten alle leerlingen zich verzamelen op het station in Utrecht. Tijdens de treinreis naar Arnhem reikten de onderwijzers zo nu en dan versnaperingen uit. In Arnhem zelf maakten de leerlingen een boottochtje over de Rijn onder deskundige begeleiding van een gids die hun alles vertelde over de sleepboten en de motorboten die ze zagen. Bij een uitspanning aan de Rijn aten ze hun meegebrachte boterhammen op en dronken een glas melk. Er was daar een speeltuin met zweefmolens, wippen en rekstokken. Even later werd ook het Kasteel Doorwerth bezocht en werd uitvoerig verteld over de geschiedenis van dit kasteel. Schoolreisjes waren echter niet in de eerste plaats bedoeld als leerzaam. Het ging er slechts om ‘de kinderen een prettige dag te bezorgen’. Daarin paste uiteraard ook een bezoek aan De Bedriegertjes, destijds een begrip in heel Nederland. Kees Blaas herinnerde zich dat zelfs zijn onderkleren kletsnat waren geworden. Arnhem was slechts één van de vele reisbestemmingen. Ook de dierentuin was een favoriete schoolreisbestemming. Dik Trom, in het boek Dik Trom en zijn dorpsgenoten, mocht met zijn hele klas een tripje naar Wijk aan Zee maken. En wat te denken van de nieuwe luchthaven Schiphol? Het Leeuwarder Auto Bedrijf organiseerde begin jaren twintig schoolreisjes die aanvankelijk niet verder gingen dan Appelscha of Paterswolde, maar enkele jaren later al ging men ook zo ver als ‘het vliegterrein Schiphol’. Het was dan wel vroeg opstaan voor de kinderen, die al om vijf uur in de bus moesten zitten (er was nog geen Afsluitdijk) en pas ’s avonds laat om elf uur weer thuiskwamen. Een schoolreisje was een avontuur, ook voor arme kinderen!

De kosten werden, ook toen al, gedragen door de ouders. Het was dan ook het hele jaar sparen voor de kinderen. Ook de kinderen van wie de ouders geen geld hadden, mochten mee. De ouders die het wat breder hadden, zoals de ouders van Dik Trom, betaalden gewoon wat extra. Zoals Kieviet het beschrijft: ‘Dik gaf elke week vijf centen, zodat op zijn kosten een arm kind mee mocht. Dat vond Dik een prettig idee.’ In sommige grote steden ijverden de onderwijzersbonden voor een speciaal Fonds voor Schoolreisjes, juist om de arme kinderen ook aan hun trekken te laten komen. Ook werden de schoolreisjes, die verder ‘geen pedagogische strekking hadden’, wel eens gesubsidieerd door de gemeente, met als bedoeling een dagje uit voor de kinderen.

Schoolreisjes waren dus in het begin van de twintigste eeuw al een onderdeel van het schoolbestaan. Eens per jaar, aan het eind van het schooljaar of juist aan het begin, werd een tripje georganiseerd om de kinderen er eens helemaal uit te laten zijn. De technische mogelijkheden waren er, de ouders kregen wat meer financiële armslag en er waren genoeg particuliere automobielbedrijven die met een breed assortiment aan bussen graag op de nieuwe trend wilden inspelen, zoals het Leeuwarder Auto Bedrijf, dat beschikte over bussen met een omvang van tussen de 15 en 50 personen.

Tot in onze tijd is het schoolreisje een onvergetelijk dagje uit gebleven. Met veel plezier werk ik samen met de redactie van het Nationaal Schoolreis Magazine. En elke keer als ik het schoolreismagazine doorblader en al die leuke mogelijkheden zie, dan heb ik eigenlijk heel veel zin om ook nog een keer op schoolreisje te gaan.

Ineke Strouken, directeur Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van aanbiedingen, speciale acties en schoolreisnieuws!